Ik wandel door een film. Een leven lang woonde ik in Amsterdam. Nu herken ik het Flevopark niet waar de eerste tekenen van de lente zichtbaar zijn: aarzelende bloesem en jonge eenden.
De huizen aan de rand van het park trekken mijn aandacht. Waar is dit toch? En wat staat daar aan de overkant van de sloot? De dood spookt deze dagen niet alleen in mijn hoofd rond.
Halve boomstammen
lijken de oude graven
schots en scheef gegroeid
De takken die ook dood lijken, zouden een kasteel kunnen omarmen. Ze zwaaien een sprookje naar boven dat ik een paar jaar geleden schreef. Daarin zakte de hoofdpersoon door de dubbele bodem van haar eigen hoofd en legde de Galm-van-duizend-decibel het zwijgen op. Ze vond daar een stilte van naam terug, daar op de bodem, waardoor ze kon horen wat ze te zeggen had.
Het is die stilte waar ik in dit virtuele park onverwacht tegenaan loop.
Houtskooltekening
de kale takken in het
wateroppervlak
Wat heb je nodig om de tijd te vergeten en jezelf daarbij? Een park zonder geluid, de afwezigheid van stadse ruis, een stomme film. Een klinkende stomme film, zodat je ineens hoort wat je doorgaans niet hoort; de punten, de komma’s, de spaties.
De wind waaide hier
de boom tot een leesteken
een slash, of slagboom?