Drie generaties, drie musici. Moeder, zoon en kleindochter ontmoeten elkaar nooit in deze geraffineerde roman, maar alle drie geven ze alles voor de muziek en stellen de hoogste eisen aan zichzelf. Oefenen, oefenen, oefenen, het kan altijd beter. Wat Jet, Jurre en Fine verbindt is hun talent.
Als Jet, beginnend concertpianiste, zwanger wordt van een begaafde cellist, verbieden haar ouders een huwelijk met hem. Een jood is in de jaren vlak na de oorlog in hun ogen geen goede partij voor een katholiek meisje. Zij wordt naar een klooster gestuurd en moet direct na de geboorte het nog naamloze jongetje afstaan.
Jurre komt terecht bij een Gronings boerengezin, ontdekt als puber de saxofoon, en wil tot verdriet van zijn ouders geen boer worden, maar beroepsmuzikant. Als hij er later achter komt, dat zij zijn pleegouders zijn, houdt hij dat welbewust voor zichzelf.
Zowel Jet als Jurre zwijgen over hun verleden. En net als Jet en Jurre probeert ook Jurres dochter Fine in de muziek datgene uit te drukken waar zij geen woorden voor heeft. Maar als ze haar podiumangst niet meer de baas kan, begint haar talent een last te worden. Hoe komt het dat talent behalve een gave ook een kwelling kan zijn? Vaak lijkt het erop dat zo’n bijzondere eigenschap de liefde en het gewone leven in de weg staat.
In februari 2020 is ook een Duitse vertaling van dit boek uitgekomen.
In de media
‘Het hele boek ademt muziek.’
Algemeen Dagblad
‘Er klinkt veel muziek in deze roman, ook in het taalgebruik. En er is grote onzekerheid en veelal aarzelende, onbeholpen liefde. Albers beschrijft het met vlotte pen, inlevend en met veel warmte.’
Dagblad van het Noorden
‘Dorothée Albers vertelt veel over het proces dat musici ondergaan als zij bezig zijn met hun muziek en hun muziekinstrument. Haar proza, gericht op kleine details, past goed bij het beschrijven van deze intieme gebeurtenis. Mede dankzij de playlist achterin het boek, wordt het van muziek overvolle leven van de drie personages mooi en overtuigend getekend.’
Literair Nederland
‘Het liefst zou je als lezer willen ingrijpen en de personages toeroepen dat ze hun mond moeten opendoen. Hun onvermogen om contact te maken is zó pijnlijk. In mooi verzorgd proza heeft Albers een ontroerend, klassiek drama geschreven, waarin de personages hun gevoelens uiten via de muziek, maar geen woorden vinden om deze met hun dierbaren te delen.’
Hebban